Onze programmeur, Paul Hegeman, heeft zich ten doel gesteld het filmhart van de Cinebergen bezoeker in deze onwerkelijke tijd warm te houden. Dit zal hij doen in de vorm van een column.
Een stap terug om een grotere sprong te maken (23 september 2021)
Hoe vaak heeft de cinema niet een stap terug moeten doen om vervolgens een grotere sprong te kunnen maken. Een fenomeen dat zelfs teruggaat tot de gebroeders Lumière die de toekomst van hun bijzondere uitvinding van meet af aan somber in zagen.
De toevoeging van het geluid aan de stomme film deed aanvankelijk ook het ergste vrezen. Vervolgens schreeuwde men achtereenvolgens moord en brand bij de stormachtige ontwikkeling van de televisie, de introductie van de videoband en de DVD. Allemaal loos alarm. Totdat de filmzalen vanwege het coronavirus maanden op slot gingen en men alleen nog aan zijn gerief kon komen bij wat de diverse streamingplatformen in de aanbieding hadden.
De cinema werd, met name in de VS (voor ons land te vaak het grote voorbeeld), zelfs al veelvuldig doodverklaard. Waarom zou je nog de deur uitgaan als je je favoriete film thuis op je breedbeeld monitor zou kunnen aanschouwen? Mis, wederom helemaal mis.
Er is immers niets magischer dan het ritueel van het gezamenlijk in het donker ondergaan van de bijzondere filmervaring. Daarbij komt nog dat de cinema, en met name het filmtheater, een ontmoetingsplek bij uitstek is, in zekere zin een gigantische huiskamer voor grote gezelschappen.
Dat is ook steeds weer de vaste uitkomst bij de tweejaarlijkse bijeenkomsten van Europa Cinemas, de organisatie waarbij meer dan zevenhonderd Europese cinemas zijn aangesloten. En die ontmoetingsplek versterk je niet alleen met gezamenlijke discussies onder het genot van een goed glas wijn, maar vooral door er allerlei educatiemogelijkheden en filmclubs aan toe te voegen, en bovendien bruggen te slaan naar andere cultuuruitingen.
Het zijn activiteiten die Cinebergen ook in het nieuwe seizoen weer hoog in haar vaandel draagt. Nieuw is dat we het aantal voorstellingen in het weekend hebben uitgebreid van drie naar vier, zodat u, eenmaal de smaak te pakken, het hele weekend in de Zwarte Schuur van filmische hoogstandjes kunt genieten. Daarbij blijven het theatercafé en het terras de hele dag geopend, zodat u ook elk moment van de dag kunt binnenvallen.
Vanaf oktober zijn er voor het eerst ook twee filmclubs, die zestig cinefielen herbergen die maandelijks gezamenlijk een bijzondere film tegen het licht houden door er de bijzondere aspecten van te analyseren. Vóór de film vindt er doorgaans een uitgebreide inleiding plaats onder de leiding van een deskundige uit de filmwereld. En na de film is er alle ruimte voor een gezamenlijke discussie waardoor elke deelnemer – de deskundige incluis – gegarandeerd verrijkt de Zwarte Schuur verlaat.
Educatie voor jongeren is uiteraard ook een van onze prioriteiten. Het is immers een ongeschreven wet dat een filmcultuur slechts kan gedijen als jongeren van meet af aan zoveel mogelijk film tot zich kunnen nemen. Elke grote cineast is zo begonnen, vraag het ze er maar op na, door zich dag en nacht onder te dompelen in de droomwereld van de cinema. Daaruit komt spontaan de behoefte voort om zelf een camera ter hand te nemen.
Beide aspecten willen we aan bod laten komen. Het kijken naar en analyseren van films doen we door middel van speciale schoolvoorstellingen en een festival als Cinekid. Het actieve gedeelte komt aan bod in onze educatieworkshops.
Een andere troef van de cinema, die in ons niet al te cultuurrijke land maar al te vaak over het hoofd wordt gezien, is dat zij van nature raakvlakken vertoont met alle andere kunst- en cultuuruitingen. Het is dan ook niet meer dan logisch dat we zoveel mogelijk de samenwerking opzoeken met Museum Kranenburgh, de Bibliotheek, de Kunst10daagse en de International Holland Music Sessions. Zo staan er nu al filmprogramma’s op stapel die in het teken komen te staan van de Kunst10daagse, de Boekenweek en Kranenburgh’s expositie van The Roaring Twenties. Klapstuk van het nieuwe seizoen moet de eerste editie worden van een nieuw te organiseren festival in Bergen, dat in het teken zal staan van de relatie tussen Film & Muziek.
Ik zal in mijn opsomming vast nog activiteiten over het hoofd hebben gezien, daar Cinebergen meer bruist dan ooit tevoren. Geen pandemie kan dat ongedaan maken.
We zijn dan ook reuze trots het mooiste filmtheater van het land – elke bezoeker van buiten kijkt zijn ogen uit! – tot zo’n dynamisch centrum te hebben omgetoverd dat in november liefst 25 jaar bestaat.
Enig minpunt is dat ik bij de coronaopruiming op papieren stuitte waaruit bleek dat we nota bene al sinds 2013 de Gemeente smeken om een broodnodige Tweede Zaal. Een mooier gebaar van haar kant om ons met het aanstaande jubileum geluk te wensen dan het eindelijk mogelijk maken van die zaal, waarvan de reeds aanwezige fundamenten en contouren al zo lang ongeduldig op invulling wachten, is er niet. De gemeente Bergen zou er naast Kranenburgh tevens een bijzondere trekpleister bij hebben.
Weg met surrogaat; filmzaal en stadion snel paraat! (26 april 2021)
Er zijn maar weinig zaken die de massa wereldwijd zo aanspreken als voetbal en film. Het is dan ook niet verwonderlijk dat beide spektakelfenomenen in een tijd waarin de mensheid zich niet mag verenigen de grootste klappen hebben gekregen. Beide moeten het al geruime tijd zonder hun publiek stellen. Ook al wordt er bij voetbal nog iets van een schijn opgehouden door de beelden van de 22 spelers in een leeg station te voorzien van een belachelijke geluidsband, die een volle bak moet suggereren. De camera’s mijden daarbij krampachtig de lege tribunes, zodat de tv-kijker het gevoel krijgt dat er helemaal niets aan de hand is en hij met een authentieke match te maken heeft. En dat allemaal om de miljarden die de tv-rechten genereren niet in gevaar te brengen.
De cinema beschikt niet over een dergelijke ontsnappingstruc. De zalen zijn hermetisch gesloten en het scherm staat op wit. Alleen de muizen zorgen bij wijze van nog voor wat reuring.
Maar ook bij film moet het kleine scherm soelaas bieden door middel van zogenaamde streaming platforms. Deze zijn evenwel niet minder dan publiekloos voetballen een slap surrogaat voor het authentieke ritueel dat een groot deel van haar magie ontleent aan haar collectieve karakter.
Zowel bij film als bij voetbal zijn het ontwikkelingen die al geruime tijd gaande zijn, maar door de corona crisis in een stroomversnelling zijn geraakt. Het recente schandaal van de zogenaamde Super League, waarbij de meest poenerige clubs van Europa voortaan hun eigen voetbalfeestje willen vieren om alle beschikbare tv-gelden in eigen zak te kunnen steken is niet een reactie op de huidige pandemie. De gesprekken daarover waren al jarenlang gaande. De hebzucht van deze clubs kent geen grenzen en zo dachten ze in een tijd waarin de belangstelling voor het wereldgebeuren louter in het teken van Covid-19 staat hun kans schoon om hun onzalige plannen ongeschonden wereldkundig te maken. Die plannen hebben overigens hun voedingsbodem in de Amerikaanse sportindustrie, die, de Amerikaanse samenleving eigen, alles van waarde tot een marktproduct reduceert.
De Amerikaanse cinema is wellicht het meest prominente voorbeeld van dat marktdenken. Als we de wapenindustrie, die de cinema in grootschaligheid nog voorgaat, even buiten beschouwing laten. Was zij ooit een broedplaats voor het beste dat de wereldcinema te bieden heeft, artistiek gezien is zij al decennia lang morsdood. De Hollywood studio’s waren altijd al bezeten van geld maar een zekere liefde voor film kon hen niet ontzegd worden.
Sinds Star Wars in de jaren ‘70 uitwees dat computer gegenereerd spektakel een garantie is voor succes, ligt de nadruk hoofdzakelijk op grootschalige spektakelfilms met een eendimensionaal karakter. Het motto luidt immers: geld verdienen, zoveel en zo snel mogelijk. Zelfs de Chinese markt heeft daar aan moeten geloven, getuige wanproducten als Godzilla vs. Kong. Als die ooit nog uitgebracht wordt, zoals de nieuwe James Bond nu al bijna twee jaar is uitgesteld vanwege de corona crisis. Om uiteindelijk te eindigen op het schavot van de streaming platforms? Want dat lijkt het lot te zijn van het merendeel van de Hollywoodfilms die door de gesloten bioscoop al zo lang op een van gewicht doorzakkende plank liggen. De nood aan de man is inmiddels zo groot geworden dat giganten als Warner en Disney onlangs verklaard hebben bij hun releases prioriteit te verlenen aan hun respectievelijke streamingdiensten en daarbij de bioscopen regelrecht passeren. Een niet eerder vertoonde ontwikkeling die binnen de Amerikaanse filmwereld voor de nodige paniek heeft gezorgd, getuige berichten als dat de bioscopen momenteel een ware doodstrijd leveren en hele ketens van multiplexen gesloten worden.
Uit een meer artistieke, cinefiele hoek komen evenwel totaal andere geluiden. Van angst dat de bioscoop door Covid-19 het loodje zal leggen, is daar geenszins sprake. Hoeveel crises heeft de bioscoop c.q. filmtheater immers wel niet overleefd? Dat was al bij de introductie van de tv. Daarop volgden de videoband, de DVD en de platforms. Maar niettemin bleven de bezoekersaantallen tot aan de coronasluiting overal ter wereld maar stijgen.
Hoe snel de bioscopen zich zullen herstellen als zij weer op de oude voet mogen verdergaan, blijft vooralsnog de vraag. Maar dat hij blijft bestaan en gemakkelijk de concurrentie met haar digitale tegenhangers zal kunnen aangaan lijdt geen twijfel. Want zoals voetbal op tv niet in de schaduw kan staan van het authentieke bijwonen van een wedstrijd, zo gaat er niets boven het magische ritueel van het doven van de lichten in de filmzaal om collectief, ongestoord door de buitenwereld een onbekend universum te mogen betreden.
Overeenkomstig elke revolutionaire omwenteling blijft natuurlijk niet alles bij het oude. Zo heeft het er alle schijn van dat de Amerikaanse standaardproducties hun terrein zullen blijven verleggen naar de streamingdiensten, met als gevolg dat de multiplexen ook in ons land een flinke opdonder zullen krijgen.
De kleinere bioscopen en filmtheaters zullen daarentegen, na uiteraard hun fikse wonden te hebben gelikt, alleen maar voordeel gaan trekken van hun cinematografisch uitgehongerde achterban. Die bovendien niet alleen naar het theater gaat om film en popcorn te consumeren maar daar ook gelijkgestemde geesten wil ontmoeten. Die hun theater zien als een inspirerende ontmoetingsplek, waar films vertoond worden die niet geestelijk doodslaan maar juist nieuwe horizonten verkennen. Waar je door middel van educatie – voor zowel volwassenen als jongeren – leert om met een ander, scherper oog naar film en bijgevolg de wereld te kijken.
De theaters waar ik het hier over heb zijn doorgaans intimistisch en gelegen in kleinere, vaak landelijke woongemeenschappen. Ze werken op idealistische basis en hebben een welwillend oog voor andere kunst- en cultuuruitingen.
Cinebergen past bij uitstek in die categorie, zoals zo’n 700 andere bij Europa Cinemas aangesloten theaters. Maar zoals ook die theaters in de VS die als reactie op de doodstrijd van de multiplexen ineens als paddenstoelen uit de grond rijzen.
En aan de films zal het niet liggen. Alleen al in Frankrijk wachten er liefst 400 om uitgebracht te worden zodra de theaters weer open mogen. En naar verwachting zal dat net als bij ons eind mei zijn.
Een aantal daarvan heb ik al mogen zien en ik was blij verrast door de hoge kwaliteit ervan. Zo staat Cinebergen te popelen om ze alle zo snel mogelijk te vertonen. Zo jammer alleen dat we daarvoor nog steeds niet de beschikking hebben over een tweede zaal. Dan zou het feest zo dicht tegen ons 25-jarig jubileum in november compleet zijn.
Film als open venster op de wereld (9 februari 2021)
Nu de buitenwereld, die al grotendeels taboe verklaard was, ook nog eens is afgedekt met een deken van sneeuw, waan je je in een surrealistisch universum. Daar waar werkelijkheid en droom zo in elkaar overlopen dat er nauwelijks nog onderscheid is tussen beide.
Prachtige filmbeelden zou je erbij kunnen denken, ware het niet dat de droom hoofdzakelijk tot een nachtmerrie is verworden, en de werkelijkheid gereduceerd tot een labyrint waarvan de paden steeds ingewikkelder worden en de uitgang onzichtbaar. Zo dolen we rond in een wereld die steeds kleiner wordt.
De vermaarde Franse dichter Baudelaire zei het al: “Kunst, in welke vorm dan ook, is het oneindige goed dat het natuurlijke evenwicht van lichaam en geest herstelt”. Er moet dus nog hoop en troost zijn als je haar de ruimte geeft, maar helaas, in het labyrint waartoe onze wereld is verworden, is er zelfs niet een miniem pad voor haar weggelegd. Kunst lijkt uit het openbare leven verbannen te zijn, waardoor we verstoken blijven van de broodnodige antistoffen die we zo hard nodig hebben om aan deze wereld vol verwarring het hoofd te bieden.
Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat we zomaar het hoofd in de schoot moeten leggen. Zelfs in het meest ondoordringbare doolhof doemt er immers ooit iets van een opening op, maar voorwaarde is dan wel dat je moet blijven doorgaan. Hoezeer dat ook met bloed, zweet en tranen gepaard gaat en we niet veel meer tot onze beschikking hebben dan internet.
Zo laaf ik me binnenshuis aan muziek, film en literatuur en ploeter ik al geruime tijd door met m’n eigen werk. Mijn roman is zowaar aan alle bibliotheken in het land verkocht, m’n film over het Cello Octet staat in de steigers en ik heb een synopsis voor een nieuwe speelfilm en documentaire geschreven. Nu maar hopen dat ze ooit gerealiseerd kunnen worden.
Op dezelfde wijze ploeteren de meesten van mijn collega’s in de diverse kunstdisciplines voort, en niet anders is de fenomenale inzet van de vaste staf van Cinebergen met al haar vrijwilligers. Zij knokken op voorbeeldige wijze door, niet alleen om het hoofd boven water te houden maar tevens om zowel inhoudelijk als materieel Bergens filmtheater te verfraaien. Zo heeft de foyer een lik verf gekregen, worden de stoelen in de zaal opgefrist, wordt er gewerkt aan een Film & Muziek Festival in samenwerking met de Holland Music Sessions en houden we een hoopvolle blik gericht op ons 25 jarig jubileum in november. We kunnen ook niet anders omdat ons werk ons leven is, en we ervan overtuigd zijn dat ooit de vensters op de wereld weer geopend zullen worden.
Een (virtueel) bezoek aan het IFFR
Met die instelling stortte ik me op wat de jubileumeditie van het vijftigste International Film Festival Rotterdam (IFFR) zou moeten worden. Om het festival niet te moeten annuleren, wat momenteel het lot is van de meeste culturele manifestaties, was besloten haar in twee delen op te splitsen. De eerste week van februari zou noodgedwongen online plaats vinden. Het tweede deel is gereserveerd voor begin juni, waarin we hopelijk de uitgang van het labyrint in zicht hebben.
Het was overigens flink slikken om de openingsceremonie en openingsfilm vanuit je eigen huiskamer te moeten bijwonen, en ook de rest van de week zou het nooit echt wennen om het zonder het grote doek te moeten doen. Zoals je noodgedwongen ook op afstand bleef wanneer er sprake was van een Q&A met een betreffende regisseur, waarin jezelf niet kon participeren. En een toost uitbrengen online heeft iets treurigs.
Als programmeur concentreerde ik me vooral op de films uit het ‘Limelight’ programma. Die behelzen voorpremières van recente cinematografische hoogtepunten die door de corona ellende nog niet gedistribueerd konden worden, maar die de distributeurs te goed vinden om ze aan de streamingdiensten af te staan. Films waarvan ik hoopte dat ze goed genoeg zijn om ze te zijner tijd bij Cinebergen te vertonen.
De openingsfilm, ‘Riders of Justice’, van de Deense regisseur Anders Thomas Jensen is dat zeker, ook al haalt zijn zwarte tragikomedie over een militair (een wederom geweldige Mads Mikkelsen) die huiswaarts keert nadat zijn vrouw is omgekomen in een treinongeluk en vervolgens een bizarre relatie onderhoudt met drie excentrieke mannen die beweren dat zijn vrouw vermoord is, het bij lange na niet bij zijn geniale cultfilm ‘Adam’s Apples’. Jensen haalt te veel overhoop om volledig te kunnen overtuigen, maar vermakelijk blijft het wel.
Absoluut briljant was ‘Dear Comrades’ van de Russische meesterregisseur Andreï Kontsjalovski, een film die eerder op het festival van Venetië was onderscheiden. In 1962 drukte het Sovjetleger een arbeidersstaking in het Russische Novotsjerkass bloedig de kop in. Kontsjalovski heeft dit goed bewaarde geheim verfilmd tot een oogstrelend historisch zwart-wit drama dat op verpletterende wijze laat zien hoe burgerprotesten (te) vaak worden beantwoord met staatsgeweld.
Ook zeer overtuigend en dus zo spoedig mogelijk in te zetten bij Cinebergen was de nieuwe film van de Amerikaanse onafhankelijke filmmaakster Kelly Reichardt. Centraal in haar ‘First Cow’ staat zoals immer de gewone man. Die laat zij de meest ongewone dingen overkomen, maar omdat zij in haar speelfilms steevast een documentaire aanpak hanteert, ga je daar makkelijk in mee. We bevinden ons in de 19de eeuw. Cookie is kok voor een groep pelsjagers in Oregon. Daar ontmoet hij King-Lu die op de vlucht is voor een paar Russen, waarvan hij er een vermoord heeft. Al snel ontstaat een vriendschap tussen de twee en gaan ze samen koekjes verkopen. De melk in die koekjes is wel gestolen van een dure melkkoe. En die melkkoe is dan weer van een landeigenaar die dat niet duldt.
Zo gevoelig en dynamisch Reichardt te werk gaat, zo uitgebeend en gestileerd was ‘Beginning’ van de Georgische debutante Dea Kulumbegashvili. Gedraaid in een ouderwets 4/3 kader pleegt ze haar shots oneindig lang te laten staan. Zo heb ik het althans ervaren. Anderen waren lyrisch over deze ‘slow cinema’; het festival van San Sebastian gunde haar zelfs vier hoofdprijzen. Hoe dan ook, het zou een geweldige film zijn voor een pittige discussie binnen een van onze Filmclubs.
De meningen daarbinnen zullen ongetwijfeld minder verdeeld zijn over de nieuwe Benoît Jacquot. Met ‘Suzanne Andler’ heeft de geroutineerde Franse cineast zich gewaagd aan een trefzekere verfilming van het gelijknamige toneelstuk van Marguerite Duras. Wanneer de veertigjarige Suzanne een riante villa aan de Côte d’Azur bezichtigt, bevindt zij zich op een keerpunt in haar leven, verstrikt dat zij is in labiele relaties met haar bedriegende echtgenoot en weifelende jonge minnaar. Zelfs van haar kinderen is zij vervreemd. Alleen al de ijzersterke vertolking van Charlotte Gainsbourg als Suzanne is een bezoek aan deze film waard. Dan kun je tevens optimaal genieten van al dat natuurschoon dat in de huiskamerbioscoop maar nauwelijks tot zijn recht komt.
Mijn laatste film op het grote doek was het briljante ‘Drunk’ van Thomas Vinterberg, welke kort daarna de Europese filmprijs binnenhaalde bij de zoveelste online ceremonie. Het was een dag voordat de cultuur ook in Frankrijk op slot ging. Zowel daar als bij ons liggen de mooiste films op de plank die gegarandeerd de vensters op de wereld weer openen. Zodra we de uitgang van dat verrekte labyrint gevonden hebben.
Op en neer naar een gezonde wereld schommelen (18 december 2020)
Het begin van het nieuwe jaar zal ongetwijfeld diametraal tegenovergesteld zijn aan dat van het zo kalm begonnen maar allengs berucht geworden 2020. Zo eindeloos ver en oogstrelend de horizon nog scheen aan het begin van het jaar, zo verstoken van alles dat schoonheid, saamhorigheid en waarde aan ons bestaan geeft, kondigt 2021 zich aan.
Toen corona nog niet meer was dan een exotisch woord waarover lachend de schouders werden opgehaald, had ik net een succesvolle film – ‘Het Pärt Gevoel’ – achter de rug en stond ik op het punt om mijn eerste roman, ‘Waar schaduwen vallen’, te publiceren. En Cinebergen – het filmtheater waaraan ik mijn hart heb verpand – draaide als nooit tevoren. Zouden we het succes van de eerste twee maanden hebben mogen continueren, dan hadden we eind 2020 een recordaantal toeschouwers geboekt.
De roes was evenwel kortstondig. Half maart werden we er wreed uit ontwaakt, ook al was het nog lang in de ogen wrijven om aan het werkelijkheidsgehalte ervan te wennen.
Dat boek en film voorlopig de kast in moesten, soit, daar had ik gezien het universele karakter van beide minder moeite mee dan met het feit dat ik voor het eerst in meer dan twee decennia plotseling geen films meer kon boeken, dat de programmering tot half mei bij het oud vuil kon en dat onze Filmclub en andere educatieprojecten gecanceld moesten worden.
De ernst van de situatie voor ons Cinebergen Filmtheater drong pas echt tot me door bij het alsmaar verstrijken van de tijd. Kwam er dan nooit een eind aan die lockdown? Hoe zouden wij als vrijwilligersorganisatie met een bescheiden subsidiëring deze rampspoed kunnen overleven? Die bezorgdheid lieten wij dan ook aan onze trouwe achterban van ‘Vrienden van Cinebergen’ weten. Hun meer dan genereuze reactie daarop verschafte ons net genoeg hoop en middelen om de streep van 1 juni te halen, de datum waarop ook wij de anderhalve meter samenleving moesten binnenstappen.
We bliezen onze longen vol, verbouwden onze theaterzaal en foyer tot een coronaveilige omgeving en haalden met een tweewekelijkse programmering de krenten uit de pap. Dat laatste was niet al te gemakkelijk, omdat de meeste distributeurs wel link uitkeken om hun paradepaardjes vrij te geven in een periode waarin je maar een beperkt aantal kaartjes mag verkopen.
Dat werd er niet beter op toen eind september besloten werd dat het maximum aantal toeschouwers niet meer dan 30 mocht bedragen. Wederom lieten we ons niet kennen en breidden het aantal voorstellingen als reactie daarop gestaag uit. Dat konden we ongestraft doen, omdat ons publiek maar al te gretig bleek om Cinebergen met een bezoekje te vereren. Men voelde zich er op en top veilig, daar er met de genomen maatregelen van geen enkele bronbesmetting bij bioscopen en filmtheaters sprake was.
Het voelde dan ook als een klap in ons gezicht en een uiting van totale willekeur toen op 4 november bekend werd gemaakt dat we wederom voor twee weken de tent moesten sluiten. Hup, daar gingen we weer, programmering in de vuilnisbak, Filmclub en nevenactiviteiten geannuleerd en alle reeds gedane reserveringen weer ongedaan maken.
Helaas, eenmaal van die dwangbuis bevrijd, duurde de pret nauwelijks een maand en zien we ons nu voor de derde keer in een jaar geconfronteerd met een gedwongen sluiting. Met alle eerder opgesomde narigheid van dien.
De twee weken zijn er nu minimaal vijf geworden, en dan valt nog te bezien of de poorten op 19 januari weer mogen openen. En op welke precieze voorwaarden?
U kunt zich voorstellen dat we menigmaal de wanhoop nabij waren, maar godzijdank waren er steeds weer signalen die ons deden opveren. Dat waren met name de gretigheid waarmee de bezoekers de Zwarte Schuur pleegden te betreden en de geweldige sfeer die er doorgaans heerste ondanks de beperkte zaalbezetting en het zielige verbod om een bekertje koffie mee de zaal in te mogen nemen.
Die signalen bevestigden steeds weer hoe belangrijk Cinebergen is voor de Bergense gemeenschap, niet alleen als filmtheater maar ook als sociale ontmoetingsplek.
Al onze vrijwilligers, adverteerders, ‘Vrienden van’, de doorsnee bezoeker maar ook de Gemeente herkennen die en dragen ze uit. Zij geven net dat zetje om door te gaan, want om nog geen jaar voor ons 25-jarig jubileum voor goed het doek te sluiten, zou pure waanzin zijn.
En nu maar hopen dat het vervolg van 2021 diametraal tegenovergesteld zal zijn aan dat van 2020.
Veerkracht in crisistijd (24 september 2020)
Het kan niet genoeg benadrukt worden dat met name de cultuursector door de coronacrisis een rampzalige tijd doormaakt. Hoe universeel die rampspoed is, heb ik de afgelopen maand bij toeval aan den lijve kunnen ondervinden. Maar daarnaast heb ik ook de bijzondere veerkracht mogen ervaren waarmee menigeen deze rampspoed te lijf gaat.
De release van mijn film Het Pärt gevoel in Duitsland, daar omgedoopt tot Das Arvo Pärt Gefühl, werd twee maanden naar voren gehaald. Niet zo’n gek idee van de distributeur om de première daarvan te laten samenvallen met de 85ste verjaardag van Arvo Pärt op 11 september. Een andere – niet uitgesproken – reden zal wellicht het gebrek aan spraakmakende, grote films zijn waarmee de Europese bioscopen en filmtheaters momenteel moeten worstelen, omdat de zaalbezetting op z’n best, zoals in Frankrijk, tot vijftig procent is teruggebracht.
Door de diverse mails van de distributeur van Das Arvo Pärt Gefühl was ik op het allerergste voorbereid. De Duitsers hanteren namelijk dezelfde restricties als wij – 1,5 meter afstand etc. – maar ze zijn naar zijn zeggen gek gemaakt door de onaflatende onheilsberichten van de media. Daar kwam nog ‘ns verlaat zomerweer bovenop. Ik antwoordde hem in mijn ongebreidelde optimisme dat het wel zou loslopen, en zo niet, dat je nu eenmaal geen ijzer met handen kunt breken.
En ja hoor, de bezoekersaantallen blijken in de eerste twee weken alleszins bemoedigend te zijn, zodat het merendeel van de theaters de film voor de derde week hebben geprolongeerd en we er met een ras naderende herfst zeker van kunnen zijn dat de film in Duitsland nog een lang leven zal zijn beschoren, daarbij gesteund door een mooie reeks van lovende kritieken.
Even daarvoor, eind augustus begin september, genoot ik de eer het eerste grote filmfestival sinds de uitbraak van Covid-19 te mogen bijwonen. In Angoulême, een fraaie middeleeuwse stad, op de grens van de Charente en de Dordogne, vindt jaarlijks het grote Franstalige film festival plaats onder de noemer Festival du Film Francophone. Zoals de titel aangeeft, zijn daar alle films uit de Franssprekende landen welkom, met inbegrip van die van Frans Afrika. Met angst en beven werd door de internationale filmwereld naar dit evenement uitgekeken. Zou zij immers een nieuwe corona uitbraak veroorzaken, dan konden de daaropvolgende festivals van Deauville, Venetië en San Sebastian het wel schudden. Godzijdank is daar tot nu toe geen sprake van geweest en dat heeft alles te maken met de feilloze, uiterst veilige wijze waarop het festival van Angoulême was georganiseerd. Te vergelijken met de wijze waarop wij bij Cinebergen onze voorzorgsmaatregelen sinds de herstart begin juni plegen te hanteren, zij het dat je in Frankrijk slechts één meter afstand van elkaar hoeft te nemen. Daar staat wel tegenover dat je ook tijdens de filmvertoning verzocht wordt een mondkapje te dragen. Daarnaast waren de diverse festiviteiten, die nu eenmaal bij een festival horen, voorzichtigheidshalve geannuleerd.
Veilig voelde zich dan ook een ieder, dat bleek niet alleen uit het feit dat meer dan 23.000 bezoekers het festival bezochten (meer was niet mogelijk met de één meter restrictie) maar ook uit het bezoek aan het festival van tal van grote sterren zoals Isabelle Adjani en Isabelle Huppert en minister-president Jean Castex.
En om het feest compleet te maken waren de kwaliteit en de diversiteit van de getoonde films boven verwachting groot. Wie durft te beweren dat de Franse cinema er een van oeverloos praten en eten is, werd door dit festival flink op z’n vingers getikt.
Terug naar ons beeldschone, door groen omzoomde Cinebergen, waarvan ik niet kon nalaten om aan elke belangstellende de foto’s te laten zien. Strikt genomen zijn de omstandigheden zoals overal elders belabberd. Voorstellingen waarbij de zaal maximaal met een derde gevuld kan worden, reeks andere restricties die de bewegingsvrijheid beperken, en, met name in het begin, een minder groot filmaanbod dan normaal. Dat laatste is de voornaamste reden geweest om tweewekelijks te gaan programmeren, waarbij een tweewekelijkse flyer het maandelijkse programmablad heeft vervangen. Niettemin weten we telkens weer een prachtig programma te realiseren. Daarbij worden we geholpen door het feit dat Cinebergen nooit afhankelijk is geweest van de Amerikaanse cinema, die op ‘Tenet’ van Christopher Nolan na tot nu toe geen enkele grote film heeft durven uitbrengen, en in uiterste wanhoop de Harry Potter films weer op de markt gooit.
Europeanen, minder marktgevoelig, hebben gelukkig wel gedurfd de stoute schoenen aan te trekken. De Franse cinema loopt daarbij uiteraard volop, en zo mogen we heel binnenkort al een aantal pareltjes van het festival van Angoulême in ons land aanschouwen.
En wat de gretigheid betreft van onze vaste aanhang, die kun je alleen maar bemoedigend noemen. Zij weten de weg naar de Zwarte Schuur nog goed te vinden. Bovendien breiden we ons filmaanbod regelmatig uit met filmverslagen van balletten, exposities en concerten, zal er volop aandacht worden besteed aan de naderende Kunst10Daagse en Cinekid en een tweede Filmclub staat vanwege grote belangstelling op stapel.
Met ook nog de overheidssteun waar Cinebergen in deze uitzonderlijke crisistijd recht op heeft, kunnen we volgend jaar uitbundig ons 25-jarig bestaan gaan vieren.
Bergen, een waar cultureel dorp (29 mei 2020)
Is er zoiets als een cultureel dorp? Bergen wordt alom als zodanig geafficheerd. Dat was al het geval toen ik me een dikke 25 jaar geleden hier vestigde, omdat het leven met kinderen doorgaans beter uitpakt in een rurale omgeving dan in de stad. Lange tijd was het nog wel aarzelen tussen ’t Gooi, wat gezien mijn werk als programmamaker voor de omroep meer opportuun was of een terugkeer naar mijn wortels in Noord-Holland. Geboren in Alkmaar hadden mijn ouders al snel de wijk genomen richting Amsterdam en Utrecht.
De band met Noord-Holland onderhield ik gedurende mijn tienerjaren evenwel door in de zomer mijn oom Willem te assisteren in zijn postzegelwinkel in de Koorstraat in Alkmaar. De winkel staat er nog immer, heeft blijkbaar het eeuwige leven. Afgezien van mijn bioscoopbezoekjes had ik weinig of niets met de kaasstad en nam ik elke gelegenheid te baat om richting Bergen te fietsen. Niet zozeer voor de bijzondere attracties. Veel meer dan de plaatselijke danstent op ’t Plein en de minigolfbaan had het dorp in mijn herinnering niet te bieden. Goed, ik had vaag vernomen dat Bergen een welbekend kunstenaarsdorp was, maar die reputatie moest ze dan wel ontleend hebben aan haar culturele verleden. Of wellicht aan het feit dat menig artistiek ingesteld persoon zich maar al te graag liet laven aan de inderdaad bijzondere combinatie van polder, bos en zee. Maar niet bepaald aan de culturele faciliteiten die het dorp rijk was. Het museum, zo het er al was, lag er ingeslapen bij, de filmprojector in de Rustende Jager spuwde belegen commercieel werk uit. Een deugdelijk podium voor theater of muziek was er evenmin. Geen idee of de Ruïnekerk al concerten organiseerde. Nee, de cultuur was vooral geënt op een verleden waarin de Bergense School een centrale plaats innam, en waarvan het KCB en de Kunst10daagse afgeleiden waren. En het fraaie dorp, in de luwte van de Randstad, bleef uiteraard kunstenaars van diverse gezindten trekken.
We maken een sprong in de tijd naar de weken voor de uitbraak van het coronavirus. Cinebergen, Nederlands fraaist gelegen filmtheater, heeft de beste maanden uit haar geschiedenis achter de rug. Kranenburgh staat er stralend bij, is een regionaal museum van allure geworden. In de Ruïnekerk worden fraaie concerten georganiseerd. De banden met de roemruchte historie – KCB, Erfgoed, Abdij van Egmond etc. – zijn onverminderd sterk.
En toch bleef ik me – te vaak – afvragen of het niet allemaal wat beter kon, of dit nou echt een onvervalst kunstenaarsdorp was of eerder een vrijplaats voor welgestelden in vermomming. Geloof het of niet, het heeft er veel weg van dat in deze coronacrisis de schellen van m’n ogen zijn gevallen. Dat ik plotseling in onze dorpsgemeenschap overal artistiek geïnspireerde mensen zie opduiken en initiatieven ontwaar die getuigen van een liefde voor cultuur en saamhorigheid, welke haaks staat op de neoliberale ongelijkheid waarmee de valse profeten van onze wereld ons wellicht ook na deze crisis weer zullen opzadelen. Neem alleen al het hartverwarmende cultureel magazine dat door het Cultureel Bergens Platform uit de grond is gestampt. De onderwerpkeuze, die echt alle artistieke disciplines omvat, van architectuur tot poëzie, van muziek tot film, van beeldende kunst tot theater, zou beslist niet misstaan op de publieke omroep. En dan te bedenken dat alle protagonisten enkel en alleen uit onze omgeving afkomstig zijn. Zo komt de poppenspeelster Ila van der Pouw uit Schoorl. Samen met haar man Rob Bloemkolk maakt zij prachtige voorstellingen, die tot Beijing reiken. Maar ik kan evengoed de pianist Marnix van de Poll noemen of beeldend kunstenaar Pé Okx. Allen opvallende talenten.
Maar misschien is wel het allermooiste van het magazine dat zij aantoont dat mensen uit verschillende hoeken met vereende krachten en nauwelijks budget en tijd zoiets inspirerends kunnen neerzetten. Eenzelfde warm gevoel kreeg ik toen wij van Cinebergen een beroep deden op onze achterban van “Vrienden van” en dat zij die genereus beantwoordden, een steun die wij momenteel hard nodig hebben. Op eenzelfde onbaatzuchtige wijze reageerden de mensen die zich voor de Filmclub hadden ingeschreven en hun reeks al na de eerste bijeenkomst geaborteerd zagen. Ook de wijze waarop wij van Cinebergen in de wandelgang toekomstige plannen kunnen smeden met Kranenburgh en Holland Music Sessions is hartverwarmend.
Het zijn allemaal duwtjes in de rug die me deze week erg geholpen hebben om ondanks alle beperkingen weer met frisse moed de programmering van Cinebergen op te pakken. Maandag staan we weer voor u klaar met fijne films, in een veilige omgeving.
Cultuur als heilzame gekte (22 mei 2020)
In de westerse wereld wordt tijd gezien als een lineaire weg die onbetwist omhoog moet voeren. Geen dag van morgen mag verstoken zijn van nieuwe schone beloftes, bij voorkeur van materiele aard. Zelfs in tijden van heftige crises, zoals deze corona nu wel genoemd mag worden, blijft men ervan overtuigd dat de weg die wij westerlingen ingeslagen zijn, de enige juiste is.
Ook ik kan dat mallotige vooruitgangsdenken te vaak niet van me afschudden, zelfs als alles om me heen op losse schroeven komt te staan. Hoe recent was mijn voornemen om van de huidige corona-nood een deugd te maken. Ik troostte me met het vooruitzicht van klassieke boeken en films, ellenlange wandelingen en fietstochten, en vooral met het idee dat ik de tijd zou hebben om het gras te zien groeien tegen een prachtig muzikaal decor. Dat nieuwe, verstilde leven heeft inmiddels alweer plaats gemaakt voor een overbezette week die maling heeft aan corona beperkingen.
Zo trapte ik de maandag af met een inventarisatie van wat de distributeurs vanaf 1 juni, wanneer de theaters weer beperkt open mogen, te bieden hebben. Dat viel gelukkig behoorlijk mee; zeker gezien het feit dat men slechts schoorvoetend zijn paradepaardjes aan het grote publiek durft te presenteren. En dat kun je ze moeilijk kwalijk nemen, daar je in onze afstandszalen voorlopig niet meer dan 30 man mag herbergen en een kassucces dan per definitie is uitgesloten. Enkele veelbelovende titels die met het sluiten van de zalen half maart in de kiem werden gesmoord, zoals het inmiddels klassieke De Beentjes van Sint-Hildegard, Jane Austens Emma en Little Women zijn daarbij uiteraard van de partij, aangevuld met La Vérité met het Franse ster duo Deneuve en Binoche en Das Vorspiel met Duitslands grootste actrice Nina Hoss in de hoofdrol.
Morgen werp ik een blik op de ingenieuze wijze waarop de Cinebergen staf haar Zwarte Schuur zo ingedeeld heeft dat de bezoekers zich er veilig coronavrij kunnen bewegen. Op de middag verheug ik me, omdat de distributeur dan langs komt met het eerste exemplaar van de spectaculair verpakte, van 20 minuten extra’s voorziene dvd van mijn film over Arvo Pärt, Het Pärt Gevoel.
De woensdag trek ik me de ganse dag terug achter m’n laptop om door middel van een videoverbinding de studenten van het Media College in Amsterdam te kunnen examineren.
De donderdag wordt een uitgelezen dag om zoveel mogelijk filmische pareltjes los te weken bij de distributeurs. In de middag buig ik me vervolgens over een item dat ik beloofd heb te draaien voor het Cultureel Bergens Platform.
De rest van de week ga ik m’n uiterste best doen om de roman waar ik jarenlang liefdevol aan heb gewerkt aan de man te brengen. Eind van de maand moet ie in de winkel liggen.
In het volle besef dat de daarvoor beoogde bijeenkomsten in boekhandels en bibliotheken voorlopig van de baan zijn, ga ik me in andere, inventieve bochten wringen om er nog enige publiciteit voor te kunnen genereren.
Terug naar dat eerdergenoemde vooruitgangsdenken. In zekere zin ben ik daar natuurlijk ook slachtoffer van. Ook ik zie voortdurend de weg voor me geplaveid met tal van beloftevolle activiteiten. Maar godzijdank kan ik ze nog relativeren, daar zowel roman als dvd door omstandigheden in principe een mager vertrekpunt hebben.
Je moet immers in feite een beetje gek zijn om momenteel cultureel aan de weg te willen timmeren. Maar het is wel een gekte die heilzaam werkt, omdat zij mensen verenigt, onbaatzuchtigheid stimuleert en vooral inhoud aan je bestaan geeft. Waarden die in onze zich terugtrekkende samenleving steeds zeldzamer worden.
Cultuur als antistof! (8 mei 2020)
‘Maak van de nood een deugd’, met dat gezegde troostte ik me toen half maart als een donderslag bij heldere hemel duidelijk werd dat niet alleen Cinebergen op slot moest, maar dat de nakende april maand die ik me zo stralend had voorgesteld, van alle luister ontdaan bleek te zijn.
Daar ging die dan, mijn uitnodiging voor het filmfestival van Buenos Aires. Tot nader order uitgesteld. Dat gold ook voor het geplande Arvo Pärt Festival in Amsterdam, waar de DVD van mijn film ‘Het Pärt gevoel’ gepresenteerd zou worden. Waar ik minstens evenzeer naar uitkeek, was om al die kunstenaars die m’n film verrijkt hadden, daar in Amsterdam terug te mogen zien.
Zoals ik me ook kon verheugen op de mogelijkheid om met meerdere camera’s het Pärt concert van het Cello Octet Amsterdam te kunnen opnemen. Naast andere in april geplande opnamedagen heb ik haar met pijn in het hart uit mijn agenda moeten schrappen.
Daar hield de wet van Murphy evenwel niet op. Ik zou op meerdere plekken in het land mijn eerste roman ‘Waar schaduwen vallen’ gaan promoten. Een onhaalbare zaak uiteraard, als er geen boekhandel of bibliotheek meer open is.
Dat was dan de nood. Hoog tijd om die in een deugd om te zetten. Eerst dacht ik die te kunnen vinden in het grondig opruimen van wat zich in de loop der jaren tot in de kleinste uithoek van m’n kantoortje had opgestapeld. De bevrediging daarvan was echter maar van korte duur, omdat ik in de chaos zoveel onverwachte en onverwerkte ideeën aantrof dat ik er eerder gestrest dan ontspannen van werd.
Misschien was ik te haastig van start gegaan, met het idee om een lang verzuim goed te maken. Zoals ik me ook eindelijk voorgenomen had de laatste, liefst 1000 pagina’s tellende roman van mijn lievelingsschrijver Paul Auster te gaan lezen. Zoals ik ook per se elke avond een klassieker wilde lichten uit de stapel Dvd’s die ongedurig op me lagen te wachten. Resteerden tenslotte nog de zaken die in deze tijd slechts lange schaduwen vooruit werpen, vol geplamuurd dat ze zijn met onzekere ‘wat als’ veronderstellingen.
Kortom, ik kreeg alras het gevoel van de deugd eerder een nood gemaakt te hebben, en dat nam ik me, zeker daar ik me gezond van lijf en leden voelde, kwalijk.
Pas toen ik in een boekenprogramma de wijze woorden van de Frans-Bretonse schrijver Yann Queffélec vernam, besefte ik waar de schoen wrong. Queffélec en opvallend genoeg ook zijn collega-schrijvers in de uitzending maakten zich slechts druk om de verwarring en ellende waarin de hen omringende wereld was gestort. Zij konden buiten zichzelf treden en zich bekommeren om hun medemens. Met hun eigen leven zat het wel snor. ‘Al dat wat mij beperkt in deze tijden van lockdown, daar maak ik gewoon een vrije keuze van’, betoogde Queffélec.
Dat ‘vrije’ deed het hem; wat is immers een deugd zonder een gevoel van vrijheid? En vrijheid is onlosmakelijk verbonden met elke notie van cultuur.
Daarom zullen zij die cultuur omarmen meer bestand zijn tegen al die beperkingen waarmee we momenteel behept zijn dan al degenen die van mening zijn dat alles van waarde in het leven gereduceerd kan worden tot een marktproduct. Er is immers geen betere antistof voor crisistijden dan het vermogen om optimaal te kunnen genieten van film, muziek, theater, boeken of beeldende kunst.
Dat onze trouwe achterban die mening deelt, bewijst haar fantastische respons op onze oproep om Cinebergen door de crisis te helpen. Zij heeft me oprecht ontroerd!
Een film-utopie in crisistijd (1 mei 2020)
Als je lockdown-venster je televisie is, dan ben je er in ons land niet best aan toe. Meer dan een vergaarbak van loze opinieprogramma’s die je nog verder het corona-moeras induwen en slappe serie-programma’s is het niet.
Als er nog iets van cultuur om de hoek komt kijken, dan heeft het het gelaat van Jeroen Krabbé die immer op het spoor blijft van schilders uit het verleden. Resteert incidenteel het sleetse ‘Uur van de wolf’ en ‘Mondo’ op de zaterdagavond, waarvan de goede bedoelingen de futloosheid helaas niet kunnen compenseren, maar dat heeft uiteraard te maken met het wegvallen van alle culturele activiteiten.
Ik heb een goede suggestie voor al die fantasieloze netmanagers. Zet, zoals ze momenteel in Frankrijk doen, op één, twee of het liefst alle drie publieke zenders op primetime, zolang de crisis duurt, een klassieke film. In navolging van de Belgen, die dat slechts op de vrijdag- en zaterdagavonden doen, vul je het ene net met het meer commerciële werk en het andere met meer artistieke films. Dat mag variëren van films met Louis de Funès – zijn films breken momenteel alle kijkcijferrecords – tot aan de meesterwerken van Ingmar Bergman.
Talloze voordelen heeft dit. Onze steeds nauwer wordende horizon kan erdoor verruimd worden. We ontdekken nieuwe werelden, nieuwe verhalen, nieuwe filmers en nieuwe acteurs.
En jongeren die doorgaans de Pathé’s bezoeken, zullen hun ogen uitkijken en er zich over verbazen dat er ook nog een ander soort cinema is, want de Nederlandse TV blijkt een banvloek uitgesproken te hebben over de speelfilm op primetime. Wist u dat Franse films niet voor 12 uur ’s nachts vertoond mogen worden?
Mijn educatie- workshops begin ik dan ook steevast met het vertonen van een ander soort cinema die de jongeren niet eerder gezien hebben. En welke ze vervolgens welwillend omarmen.
Wellicht – zo droom ik verder – zou er in ons zo weinig cinefiele land dan toch nog iets van een filmcultuur kunnen ontstaan. Want, geloof me, het is een heilige wet dat de grote cineasten groot geworden zijn niet door een filmacademie te bezoeken maar door dag in dag uit films te verslinden.
En dan zou deze verrekte crisis uiteindelijk toch ook nog een positief effect, hoe relatief ook, kunnen hebben; dat we eindelijk iets van een filmcultuur krijgen die filmers aflevert die op de grote festivals in de wereld een warm onthaal krijgen.
En dan zouden er, zodra de deuren van de Zwarte Schuur weer opengaan, tal van mensen Cinebergen komen bezoeken om zich te laven aan een cinema die zij thuis hebben leren kennen. En waar zij nu verzot op zijn!
De magie van de filmzaal (24 april 2020)
Hoe vaak is de cinema in de vorm van bioscoopbezoek al doodverklaard. Eerst was er de opkomst van de TV in de jaren ’50. Daar was toch geen kruid tegen gewassen. In grote paniek namen producenten hun toevlucht tot spektakelfilms vol massascènes die, geprojecteerd op reusachtige, bolvormige schermen, het huiskamerschermpje moesten wegconcurreren. Maar toen duidelijk werd dat films waarbij de inhoud prevaleert boven de vorm het erg goed aan de kassa bleven doen, kwam er weer wat rust in de tent.
Enkele decennia later spookte het weer toen de videoband zijn entree deed. Je kon je favoriete films niet alleen aanschaffen, je kon ze ook nog opnemen. Wederom werd de ondergang van de bioscoop voorspeld. En wederom was het loos alarm; het effect was zelfs averechts. De videoband had zowaar een positief effect op de populariteit van de film.
Schrikken bleef het toen de kwaliteit van de VHS overtroffen werd door de introductie van de DVD, en men vervolgens door de opkomst van het internet films kosteloos kon downloaden. Die schrik was steeds weer kortstondig, want het publiek gaf uiteindelijk toch de voorkeur aan het gezamenlijk beleven van een film. Met als gevolg dat afgelopen jaar nooit eerder zoveel mensen wereldwijd naar de bioscoop en de filmtheaters zijn gegaan.
Anno 2020 komt het gevaar uit een onverwachte, niet technologische hoek. De coronacrisis houdt de zalen al meer dan een maand gesloten, zodat we overgeleverd zijn aan de huiskamer en het futloze TV-aanbod compenseren door de films van de streamingdiensten te plunderen. Bange geesten voorspellen wederom de ondergang van de cinema, ook al omdat de geplande producties – ondergetekende is ook slachtoffer – voorlopig geannuleerd zijn. Maar dat is buiten het collectieve elan van de mens gerekend. De magie van het gezamenlijk beleven van een film in een donkere zaal met groot scherm en top geluid valt niet te overtreffen, heeft eeuwigheidswaarde. Hoe dat komt? Omdat de mens in weerwil van al die idioten die hem tot een zielloos consumerend individu willen reduceren in feite een in en in sociaal wezen is.
Pinocchio’s lange neus (10 april 2020)
Pinocchio met een lange neus waarop lieflijke lentevogels hun vleugels spreiden, de voorkant van ons programmablad van april vond ik één van de meest speelse die we in het bestaan van Cinebergen gemaakt hebben. Ook de programmering zelf, met een afgewogen mix van artisticiteit en entertainment uit alle windstreken, en een Paasweekend gewijd aan regisseur Claude Lelouch als kers op de taart, was er één om trots op te zijn. Helaas, de lange neus van Pinocchio werd bewaarheid: alle 24 aangekondigde films bleken zowaar een leugen te zijn en de vraag nu is wat en wanneer we daar nog iets van op het witte doek van Cinebergen mogen bewonderen.
Deze week, die van 6 april, zou ook degene zijn waarin ik me over de mei- programmering zou buigen. Het stond rood omrand in m’n agenda. Ik zou normaal gesproken er de vakbladen op naslaan en de screeners en trailers van de te verwachten films bestuderen. Ik zou wikken en wegen hoeveel documentaires we in één maand kunnen hebben. Op zoek gaan naar die bijzondere kinderfilms die aan de aandacht van de multiplexen ontsnappen. Publiekstrekkers afwisselen met de meer artistieke kleinoden.
Even niet dus, en dat doet pijn want het is een maandelijks ritueel dat ik koester. Wanneer we de boel weer kunnen oppakken is vooralsnog onduidelijk, maar rasoptimist die ik ben, heb ik de week tot aan mijn verjaardag op 10 mei nadrukkelijk gereserveerd om nieuwe filmpareltjes voor Cinebergen vast te leggen.